Medewerker – leidinggevende

Een medewerker is een prima vakman maar gaat ruw om met klanten. Dat vindt althans zijn (nieuwe) baas. Na jarenlange goede beoordelingen, krijgen ze nu ineens een negatieve toon. De leidinggevende en de medewerker liggen elkaar niet, de communicatie verloopt moeizaam. De druk en dreiging wordt de medewerker teveel: hij meldt zich ziek. De organisatie mist een goede arbeidskracht en collega, de medewerker zit zich thuis te verbijten.

Zodra de medewerker weer voldoende is bijgekomen («time-out») wordt de mediation gestart. De mediator zorgt voor een goede balans in het gesprek, beide deelnemers kunnen hun zegje doen. De leidinggevende geeft in alle rust precies aan wat hij van de medewerker wil en verwacht, dat geeft helderheid. De medewerker nuanceert de visie van de leidinggevende aan de hand van situaties uit de werkpraktijk. Zo ontstaat een gemeenschappelijk beeld over de meest wenselijke functievervulling. Afspraken worden gemaakt over hoe die functievervulling bereikt wordt: intensiever onderling werkoverleg, betere begeleiding door de leidinggevende, externe coaching.

Soms lukt het niet om tot nieuwe afspraken over een betere samenwerking te komen. Dan is mediation een uitstekend middel om in goed overleg tot een voor allen acceptabele vertrekregeling te komen, zonder dat er met modder naar elkaar gegooid hoeft te worden. Zo'n mediation heet een Exit-mediation.